Vierkant in Vierkant in Leiden
Vierkant in Vierkant kwam in Leiden weer tot leven in 1989 door een motie in de gemeenteraad door "Leiden weer gezellig/de groenen" om Vierkant in Vierkant op het Stationsplein te realiseren. De motie werd aangehouden met steun van PvdA gemeenteraadslid Elly Kerckhoffs. Bij haar overlijden in 1997 hebben leden van "haar" vormingscentrum "Troef" de stichting Vierkant in Vierkant opgericht. Sindsdien heeft de stichting zich ingezet om de plastiek gerealiseerd te krijgen voor het station. De gemeente wilde die plek echter niet vrijgeven voor dit doel.
Leiden, stad van Rembrandt en Van Doesburg
Leiden is de stad van Rembrandt van Rijn. Met Vierkant in Vierkant, een plastiek waarbij verbinding en verbroedering sleutelelementen zijn, wordt Leiden daarnaast ook die van Theo van Doesburg.
Vierkant in Vierkant als fontein voor Leeuwarden
In 1917 dienden Theo van Doesburg en Jan Wils het ontwerp voor Vierkant in Vierkant in voor een prijsvraag voor een fontein op het stationsplein in Leeuwarden. Van Doesburg sprak van ‘een zuiver stuk ruimteplastiek zonder enige versiering’. Hem stond niet zozeer een fontein voor ogen, maar een monument, een twaalf meter hoge plastiek van een overtuigende universaliteit die rust uitstraalde op een levendig plein; een plastiek waarbij verbinding en verbroedering sleutelelementen zijn.
Van Doesburg en Wils kregen een tweede prijs; het ontwerp is nooit uitgevoerd in de openbare ruimte en de ontwerptekening is verloren gegaan. Wel is er in 1919 een kleine maquette in geglazuurd aardewerk vervaardigd door de firma Zaalberg. Van Doesburg hechtte veel waarde aan Vierkant in Vierkant en gebruikte de maquette bij zijn onderwijs aan het Bauhaus in Weimar. Helaas is deze maquette in de jaren dertig verloren gegaan.
De kubus als basis voor het ontwerp
De kubusvorm was de basis van het ontwerp. Als materiaal werd gekozen voor beton, in die tijd voor een kunstwerk nog een revolutionaire keuze. Wat beton voor Van Doesburg betekende is verwoord door de architect J.J.P. Oud in 1919: ‘met gewapend beton zou het mogelijk zijn te komen tot een ‘evenwichtige plastiekbeelding, een zuiverder en monumentale vlakbegrenzing. De vlakwerking kan synthetischer worden omdat er minder constructieve hulpmiddelen nodig zijn als voegen en lateien.’
Voor Van Doesburg was zijn monument pas compleet als de vier zijden gelijkwaardig waren. In zijn theoretische verhandelingen over ruimteplastiek benadrukt hij dit aspect. De achterkant en de zijkanten mogen niet verwaarloosd worden, de voorkant mag niet domineren. Daarmee worden deze tegenstellingen opgeheven: er is eigenlijk geen sprake meer van voor-, achter- of zijkant. De beschouwer ervaart de logica van ruimtes en volumes. De vorm blijft boeien door de variatie van de zijden die bij verschillende weersomstandigheden en tijden van de dag telkens anders belicht worden.
De reconstructie van het ontwerp
Hoewel ontwerptekening en maquette verloren gingen zijn er gelukkig twee foto’s overgeleverd, die samen drie van de vier zijden laten zien. Op basis daarvan bleek het mogelijk om van het geheel een betrouwbare reconstructie te maken.
Dat is in 1969 gedaan door C. Krom in opdracht van Jean Leering, de toenmalige directeur van het Stedelijk Van Abbe-museum. Leering was getrouwd met Wies van Moorsel, Van Doesburgs enige erfgename.
In 1998 heeft de Leidenaar Ron Mittelmeijer, bestuurslid van Stichting Vierkant in vierkant van het eerste uur, onafhankelijk van Krom een eigen reconstructie gemaakt.
Dat deze reconstructies mogelijk waren, is te danken aan Van Doesburgs consequent gevolgde bouwprincipe, gebaseerd op de kubus als grondvorm.